Wat is een zelfstandig naamwoord en voorbeelden? - Project Sports
Nederlands | English | Deutsch | Türkçe | Tiếng Việt

Project Sports

Vragen en antwoorden over voetbal en sport

Wat is een zelfstandig naamwoord en voorbeelden?

3 min read

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die ‘een zelfstandigheid’ aanduiden: huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie bijvoorbeeld. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden kunnen concrete zaken aanduiden, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout).

Waar zelfstandig naamwoord?

Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je de, het of een voor kunt zetten, zoals televisie of huis. Het is de naam van een ding, persoon, dier, plaats etc. Ook abstracte begrippen als gevoelens, tijd, eigenschappen en gebeurtenissen zijn zelfstandige naamwoorden.

Is Nederland een zelfstandig naamwoord?

Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, dingen, aardrijkskundige namen (plaatsen, rivieren etc.) en voor (eigen)namen, ook al kun je daar soms geen lidwoord voor zetten.

Wat is een concreet zelfstandig naamwoord?

Zelfstandige naamwoorden kunnen zowel concrete als abstracte zaken zijn. Concreet betekent dat het vorm en inhoud heeft. Je kunt het zien of aanraken. Abstract betekent dat het niet tastbaar is.

Hoe kan je een bijvoeglijk naamwoord vinden?

Bijvoeglijke naamwoorden staan vaak direct voor het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen, maar dat hoeft niet. Enkele voorbeelden (het bijvoeglijk naamwoord is gecursiveerd): de blonde jongen. de dronken vrouw.

Hoe vind ik het zelfstandig naamwoord in een zin?

Zelfstandige naamwoorden kun je meestal combineren met een van de lidwoorden de, het of een. Het is de/een kast, het/een huis, de/een week, enz. Ze worden daarom ook wel ‘de-woorden’ en ‘het-woorden’ genoemd. In verbindingen als het grote huis is huis het zelfstandig naamwoord.

Is straat een zelfstandig naamwoord?

straatzelfstandig naamwoord 1. verharde weg tussen twee rijen huizen ♢ in welke straat woon jij?

Hoe kun je een zelfstandig naamwoord herkennen?

Een ZNW herken je aan de volgende eigenschappen: § je kunt er een lidwoord voorzetten (het boek, een boek); § je kunt het in het meervoud zetten (boek – boeken); § je kunt er een verkleinwoord van maken (boek – boekje);

Wat zijn voorzetsels Nederlands?

Wat zijn voorzetsels? Voorzetsels zijn woorden als aan, in, op, uit en voor. Ze vormen meestal het begin van een woordgroep met een (voor)naamwoord als kern: aan de muur, in de kast, op donderdag, uit gewoonte, voor jou, enz.

Is iedereen een zelfstandig naamwoord?

Alles en iedereen zijn onafhankelijke voornaamwoorden: ze staan nooit voor een zelfstandig naamwoord.

Hoe vind je de bijvoeglijke bepaling in een zin?

Hoe vind je een bijvoeglijke bepaling?

  1. Zoek het onderwerp en lijdend voorwerp (als dit er is).
  2. Bestaat het zinsdeel uit meer woorden? Kijk dan verder binnen dit zinsdeel.
  3. Als een woord iets zegt over een zelfstandig naamwoord, is dat een bijvoeglijke bepaling.

Hoe leg je bijvoeglijk naamwoord uit?

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord. De auto is rood. Rood is de eigenschap van de auto.

Hoe herken je een zelfstandig werkwoord?

Het zelfstandig werkwoord (ZWW)

Wanneer een werkwoord in een zin de handeling aangeeft, dan is dat werkwoord een zelfstandig werkwoord. Het zelfstandig werkwoord is dus het belangrijkste werkwoord. Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin. (Vaak is het ’t laatste werkwoord van de zin).

Kan zijn een zelfstandig werkwoord zijn?

In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een koppelwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een naamwoordelijk deel. De belangrijkste koppelwerkwoorden zijn zijn, worden en blijven.

Hoe herken je een hoofdwerkwoord?

Een hoofdwerkwoord (of: zelfstandig werkwoord) is het werkwoord dat de betekeniskern van een werkwoordelijk gezegde vormt. In de tegenwoordige en de verleden tijd wordt het hoofdwerkwoord dikwijls uitgedrukt door de persoonsvorm: (1) Hij loopt van hot naar her.